God heeft jou lief Lucas 15:1-10

Zolang het volk Israël bestaat maakt het roerige tijden mee.
Dat is nu zo, maar dat is ook altijd zo geweest.
Het volk is door allerlei andere volken overheerst geweest.
Door de Assyriërs, door de Perzen, door de Babyloniërs en in de tijd van Jezus door de Romeinen…
En al  die vreemde volken brachten hun eigen goden mee, waardoor Israël het eigen geloof dreigde te vergeten of het niet zo belangrijk te vinden.
De Farizeeën en Schriftgeleerden hebben ervoor gezorgd dat het oude geloof in de God van Abraham, Izaäk en Jacob levend bleef.
En daarvoor hadden ze één leidsman en dat was Mozes.
Want Mozes had in de woestijn de wet van God ontvangen en daar hielden ze zich aan vast.
Die Farizeeën en Schriftgeleerden zijn daarom heel belangrijk voor het volk.
Het volk heeft veel aan hen te danken.
Alleen, het geloof in God was vooral een geloof met plichten geworden.
Wat je wel en niet mocht eten, hoe je het moest klaar maken, hoe je je moest gedragen op de sabbat, wat je moest offeren enzovoort.
De Farizeeën en Schriftgeleerden waren heel duidelijk.
Duidelijk over wat wel en niet mocht en duidelijk over wie wel deugde en wie niet.
Wie deed als zij die deugde en wie dat niet deed deugde niet. Dat waren zondaren.
En dan is daar ineens Jezus.
Die gooit hun duidelijke wereld in de war.
En de mensen lopen ineens allemaal achter Jezus aan.
Niemand luistert meer naar hen.
Ze staan volledig buiten spel.
En waar zij niets van begrijpen is, dat Jezus de mensen die zij zondaren noemen, in zijn kring opneemt.
Daar morren ze over, een beetje binnensmonds, nauwelijks verstaanbaar, mopperen ze daarover.
Hoe kan dat nou, dat doe je toch niet? Hoe haalt hij het in zijn hoofd?
En ze piekeren er niet over om erbij te gaan zitten, om ook Jezus te volgen.
Jezus heeft wel in de gaten hoe jaloers ze zijn.
Hij bekommert zich om hen en laat ze niet in hun sop gaar koken.
En hij vertelt twee gelijkenissen.
Daarin vergelijkt hij hen met God.
Als zij een schaap of een muntje kwijt zijn dan gaan ze het zoeken en ze zoeken net zolang totdat ze het gevonden hebben.
Op dezelfde manier gaat God de mens zoeken die verdwaald is in het leven en hij zoekt net zo lang totdat hij die mens gevonden heeft.
En als zij dat schaap of die munt hebben gevonden dan zijn ze blij en gaan ze feest vieren.
En God is blij als hij die mens gevonden heeft en in de hemel juichen en jubelen de engelen.
Dit verhaal dat we vanmorgen gelezen hebben, is niet bestemd voor de tollenaars en zondaars die bij Jezus aan tafel zitten.
Dit verhaal is bestemd voor de farizeeën en Schriftgeleerden in de tijd van Jezus.
Dit verhaal is in onze tijd niet bestemd voor de mensen die naar de kerk gaan.
Maar voor de religieuze leiders in deze tijd.
Voor de dominees en de priesters.
Stel dat Jezus plotseling weer op aarde rond zou lopen.
Dan hoop ik dat u meteen achter hem aan gaat.
Want Hij is de ware redder.
Dat hebben die mensen vroeger goed gezien.
Hij is de enige die macht heeft over leven en dood.
Ook de enige die werkelijk iets te vertellen heeft.
Hij is het die jou kent en liefheeft.
Ik ben hier om van hem te vertellen.
Van zijn goedheid en mededogen, van zijn zorg om het kleine en kwetsbare, voor de gebroken mens.
Om te vertellen dat hij geen oordeel heeft over wie dan ook, maar je opneemt in zijn kring, wie je ook bent, wat je ook gedaan hebt.
Om te vertellen dat Hij altijd bij je is, je niet uit het oog verliest.
Dat Hij je kracht geeft als je het moeilijk hebt.
En dat je leven in zijn ogen de moeite waard is en dat je mag leven in rust en vertrouwen.

Reacties zijn gesloten.